Iemand die staat ingeschreven op een Hogeschool heet, in tegenstelling tot iemand die naar de Universiteit gaat, een scholier. Scholieren gaan naar school om een grotere kans op de arbeidsmarkt te hebben. Scholieren volgen lessen omdat deze verplicht zijn of omdat ze het vak willen halen. Scholieren hebben huiswerk, vakantie en volgen cursussen. Ze gaan naar school om verschillende redenen maar een reden is nooit het leren op zich.
Dit is een verschil moeten zijn met de Student die naar de Universiteit gaat. Men gaat naar de universiteit om kennis op te doen, vaardigheden te beheersen en zichzelf zo goed mogelijk te ontwikkelen. Interesses en studies lopen bij de student door elkaar heen. Hij is geïnteresseerd in zijn studie en maakt zijn studie eigen. De student is een denker en betwijfelt alles, van de zin van het bestaan tot het nut van een bepaalde cursus. Door zijn studie verrijkt hij zichzelf en zijn gedachtegoed.
Althans dit zou de situatie moeten zijn. Het verschil tussen de student en de scholier is niet zo groot. Er zijn veel studenten die hun best niet doen, studievertraging oplopen, eerder stoppen met hun studie, studeren niet als een onderdeel van zichzelf zien, enzovoorts. Kortom, de Nederlandse student mist een belangrijke ontwikkeling waardoor hij nog maar weinig verschilt van de scholier. Daarom zou elke Nederlandse student een vak wetenschapsfilosofie moeten volgen. Juist om deze ontwikkeling aan te moedigen. Wetenschapsfilosofie heeft twee essentiële gevolgen voor de geest van de student.
Ten eerste leert de student door wetenschapsfilosofie kritisch te kijken naar de verschillende aspecten van wetenschap. Hierdoor kan de student beter wetenschap bedrijven en begrijpt hij meer over feilbaarheid ervan.
Ten tweede, een veel belangrijker punt, leert de student meer over zichzelf en zijn plaats in de wereld. De student wordt geleerd kritisch na te denken over zijn eigen